Oneindig verlangen

‘over’ Georges Bataille

“Toen Nietzsche hoopte na vijftig jaar begrepen te worden, kon hij dat niet alleen in intellectuele zin bedoelen. Dat waarvoor hij leefde en wat zijn geestdrift opwekte, vereist dat het leven, de vreugde en de dood worden ingezet en niet de vermoeide aandacht van het verstand” (‘Propositions’, 467).

Zondigen tegen het leven (I): het individu

En het leven sprak: “U, mensen van de nieuwe generatie, u wenst zich niets gelegen te laten liggen aan het verschil der generaties. U haalt zich van alles in het hoofd. U verbeeldt zich eeuwig aan de macht te blijven, eeuwig jong te zijn. De jeugd zal zegevieren, zo zegt u. Sterker nog: de jeugd moet zegevieren. De jeugd zal inderdaad zegevieren, maar niet zoals u denkt. Niet uw jeugdigheid zal blijven bestaan, maar die van een nieuwe jeugd, die u onvermijdelijk van uw plek zal verdringen. En daartegen verzet u zich, zondaar van het leven. U wilt het leven behouden, voor uzelf houden, optimaal beleven, en niet meer doorgeven. Hoe lachwekkend komt u nu over, nu uw jeugdigheid van uw huid rolt en als verschrompeld vel aan u hangt. Maar de geest blijft jeugdig, zo zegt u, want we dansen met onze dochters, onze beste vriendinnen? U zou wijzer moeten zijn. Ouder bent u wel geworden, maar de wijsheid is niet gekomen. Die probeert u uit alle macht te mijden en te vervangen door uw ingebeelde jeugdigheid. Weg met u, zondaar van de wijsheid. Mijn metgezel, de dood, komt u halen. En wat u achterlaat is een leegte, de leegte van uw zelfgenoegzaamheid – en geen vruchtbare grond voor nieuw leven, u verslinder van volgende generaties. Het zou u zoveel mooier staan wanneer u in waardigheid het hoofd voor mij zou buigen. Want u moet weten, ik gebruik u slechts, als het stof voor volgende generaties. Maar u dacht het stof om te bouwen tot steen, en zo te volharden in uw wensen – uw egoïstische wensen. Het is mooi geweest. Na de zonde volgt de straf: het leven, dat u had kunnen voortzetten, verschrompelt met u, na u, en sterft af in uw spoor. Maar geloof niet dat u mij daarmee raakt, u wraakzuchtige. Uw spoor zal weldra overwoekerd zijn door de nieuwe loten die uit mij schieten. En daarmee bent u definitief verdwenen. Want van mij is de kracht, en de heerlijkheid. Tot in eeuwigheid.”