Oneindig verlangen

‘over’ Georges Bataille

“Als iemand – in welke maatschappij dan ook – voor zichzelf de gevaarlijke reis naar de duisternis onderneemt door, opzettelijk of onopzettelijk, af te dalen over de kronkelige paden van zijn eigen labyrint, zal hij gauw merken dat hij terecht is gekomen in een landschap vol symbolische figuren (die hem alle zouden kunnen verslinden)” (Campbell 1993, 89-90).

Het schrijven en het moeten

Schrijven kan plaatsvinden vanuit een inwendige of uitwendige noodzaak.

De academicus schrijft meestal omdat het hem van buitenaf wordt opgelegd: hij moet publiceren, anders staat zijn baan op het spel. Het schrijven is hier planmatig, met een verschrikkelijke overproductie als gevolg (en welke zin hebben die overschotten, wanneer ze niet worden geconsumeerd, anders dan de productie in stand te houden: het doet denken aan het melkoverschot, de ‘melkplas’ – evenals de ‘publicatiepuree’ zwaar gesubsidieerd, het product van bureaucratisch beleid).

Vanuit een inwendige noodzaak kan het schrijven een dusdanige diepte bereiken dat de schrijver nauwelijks nog verschil kan aanbrengen tussen zijn ‘gewone’ (zogenaamd niet-fictieve, alledaagse) zelf en die van zijn schrijfwerk. Hoewel de verschillende motivaties vaak dooreen lopen en niet strikt zijn te scheiden, blijft het van belang om ze tegenover elkaar te zetten. Dat houdt ons wakker.[1]

“Ik ben ervan overtuigd: alleen een wurgende, ondenkbare beproeving stelt de schrijver in staat tot die wijde visie te geraken die een lezer, beu van de enge, door de conventies gestelde grenzen, van hem verwacht …

Waarom zouden we ons ophouden met boeken waartoe de schrijver niet voelbaar gedreven werd?” (Het blauw van de hemel, Woord vooraf).


[1] “It becomes difficult to say where thinking ends and writing begins, where the mind ends and the writing begins” (Bolter 1991, 11). Doordat denken en schrijven zo dicht tegen elkaar aanhangen, is schrijven zonder overtuiging/noodzaak een waardeloze vorm van denken.