Gift en humaniteit
Batailles theorie neemt de overvloed als uitgangspunt: het leven bezit meer energie dan nodig is om het in stand te houden. Van daaruit richt het zich op de excessen van het menselijk bestaan. De inzet ervan is om ons van het exces bewust te worden, zodat de mens zich kan vergroten (‘verheffen’) in plaats van zichzelf – en anderen – te vernietigen.
Dit appèl tot zelfoverstijging gebeurt allereerst, vanuit zijn nietzscheaanse inspiratie, door ruimte te vragen voor de glorieuze verspilling (en niet de catastrofale verspilling van geweldsuitbarstingen). Door deze verspilling is de mens meer dan een knecht van de noodzaak.
“Het probleem betreft de verspilling van het exces. We moeten weggeven, verspillen of vernietigen. Maar de gift zou zinloos zijn (en wij zouden er nooit toe besluiten) wanneer het niet de betekenis aannam van een verrijking. Geven moet dus het verwerven van een macht worden. De gift bezit de deugd van de zelfoverwinning van het gevende subject. In ruil voor het gegeven object maakt het subject zich de overschrijding eigen: hij beschouwt zijn deugd, dat waartoe hij de kracht had, als een rijkdom, als een macht die hem voortaan toebehoort. Hij verrijkt zich met een minachting van rijkdom, en dat waarop hij zeer zuinig is, is het gevolg van zijn generositeit” (La part maudite , 72).
Grootmoedigheid.
Daarnaast pleit Bataille, in zijn economische studies, voor een rechtvaardiger verdeling van rijkdom. Dat is in ieder geval de conclusie die volgt uit de ‘wetten van de algemene economie’. “De enige oplossing bestaat uit het verhogen van de globale levensstandaard” (La part maudite, 46). Die oplossing staat eveneens in het teken van glorie, namelijk door het overdragen van rijkdom zonder er iets voor terug te krijgen: een gift, een
“teken van glorie” (La part maudite, 68).
Hijzelf geeft het voorbeeld van een glorieuze gift die, in zijn tijd, zou bestaan uit het overmaken van Amerikaanse rijkdom naar India.
De inzet van zijn werk is daarmee steeds dezelfde: van de mens iets groters maken dan wat hij nu is; het vergroten van de mens (‘een mens die durft te geven’) om onze menselijkheid te behouden.
Edelmoedigheid.
“Iets nieuws wil de edele scheppen en een nieuwe deugd … bij mijn liefde en hoop bezweer ik je: vergooi toch niet de held in jouw ziel! Houd heilig jouw hoogste hoop!” (Nietzsche, ‘Van de boom tegen de berg’, 1996, 44-45).