“You’re an animal!”
“Worse … Human”
(Runaway Train, Kontsjalov, 1985)
Dreiging en ‘happiness’
“Ik zweer u, heren, te veel begrijpen – dat is een ziekte, een heuse, volwaardige ziekte” (Dostojewski 2006, 15)
De voortdurende dreiging van de dood die onvermijdelijk is. Zoals het besef van een mogelijke ziekte die al bezig is je op te vreten, bedreigend is. Het bewustzijn zelf als ziekte.
Is dit niet het tragische van de menselijke conditie zelf: dat onze gedachten uitgaan naar allerlei zaken die ons bedreigen? De tragedie van het bewustzijn.
“Maar toch ben ik er vast van overtuigd dat niet alleen erg veel bewustzijn, maar zelfs elk bewustzijn een ziekte is” (Dostojewski 2006, 15).
De mens als het zieke dier – door een teveel aan bewustzijn. Ziek door het besef dat hij alles verliest, of al verloren heeft. Ziek van verlangen, ziek van verdriet: melancholie.
Zonder dit besef zouden we gelukkig kunnen zijn en kunnen geloven in harmonie, in heil. Dan zouden we het ongelukkige bewustzijn kunnen wegwerken, werken aan onszelf. We zouden onze verlangens realiseren in toekomstige projecten: zorgen dat het ons aan niets ontbreekt.
Misschien verlangt de mens zo naar chaos en vernietiging omdat met de realisering van zijn verlangens ook het verlangen zelf verdwijnt – zoals een kind zijn bouwwerk weer wil vernietigen na de voltooiing ervan. En wat is er erger dan dat? We willen immers liever het Niets dan niets willen (Nietzsche). Er moet ons iets vreemd blijven: daar verlangen we naar.
“De mens wil graag iets creëren en wegen aanleggen, dat staat buiten kijf. Maar waarom is hij ook zo’n hartstochtelijk liefhebber van verwoesting en chaos? Vertel dat maar eens! Maar eerst wil ik daar zelf iets over te berde brengen. Houdt hij misschien daarom zo veel van verwoesting en chaos (want het lijdt geen twijfel dat hij daar soms erg dol op is, dat is nu eenmaal zo) omdat hij zelf soms instinctief vreest zijn doel te bereiken en het gebouw in aanbouw te voltooien? Weet u veel, misschien wil hij het gebouw alleen maar graag uit de verte zien en helemaal niet van dichtbij” (Dostojewski 2006, 50).
Misschien willen we de dreiging, het gevaar, het onvoltooide en onbereikbare wel blíjven voelen. Neem ons onze onzekerheid en twijfel af (ons ‘gevaar’) en we verdwijnen zelf, in de ledigheid van het frictieloze ‘gelukkige’ bestaan van de zelfverwerkelijking zonder pijn, het harmonieuze bestaan van workshops en cursussen in ‘levensgeluk’.
“De harmonie is de daad van de mens binnen de planmatigheid, hij heeft kalmte gevonden, het ongeduld van het verlangen uitgebannen” (De innerlijke ervaring, 85).
Wie gelukkig wil zijn, moet zijn verlangen opgeven.[1]
[1] Mythes leren ons dat de held degene is die gehoor geeft aan een oproep en het gevaar niet uit de weg gaat. Hierdoor krijgt hij inzicht in een ‘hogere kennis’ die hij vervolgens meedeelt aan de wereld. Het zoeken van geluk moet deze oproep wel uit de weg gaan, wat echter ook zijn weerslag heeft op de zingeving van het bestaan. “In het echte leven komen we dikwijls, en in mythen en in volksverhalen niet zelden, het oninteressante geval tegen van de oproep waaraan geen gehoor wordt gegeven. Zo’n weigering verandert het avontuur in zijn negatief. Afgeschermd door verveling, hard werken of ‘cultuur’ verliest de betrokkene het vermogen tot zinvol positief handelen en wordt zo een slachtoffer dat gered moet worden” (Campbell 1993, 58).