De sociale overtreding
Een overtreding kan op verschillende manieren gebeuren. Een regel kan overtreden worden zonder dat men er erg in heeft, zoals door rood licht fietsen zonder te weten dat er een stoplicht stond. Dat is nauwelijks een overtreding te noemen, maar eerder een vorm van dommigheid of onoplettendheid.
Ook kan men kan een regel overtreden en er lak aan hebben – bijvoorbeeld zonder scrupules afval bij anderen in de straat zetten en vrolijk verder rijden (een asociale overtreding).
Een overtreding die ook daadwerkelijk als zodanig wordt ervaren, veronderstelt zowel het bewustzijn van de regel als van het feit dat men die negeert of overschrijdt: een onderwerping aan de maatschappelijke orde middels een gevoel van schaamte en schuld. Dit zouden we de sociale overtreding kunnen noemen: niet alleen een overtreding van het sociale karakter van onszelf of de samenleving, maar ook met een sociaal karakter: er is immers het besef dat men iets doet wat niet is toegestaan en waarvoor geboet moet worden.
Onze verhouding tot de maatschappelijke wereld van normen (‘normaliteit’) is er een van spanning. Normaliteit is een kwestie van sociale normen; een maatschappelijke constructie die sommigen (nog) bijgebracht moet worden, anderen met kracht moet worden opgelegd, en waarvoor de meeste mensen een manier zoeken om mee om te gaan. De overtreding bevestigt de sociale norm. Ook de overtreding is vaak een maatschappelijke constructie, iets waarvoor speciale (en veelal van de normale ruimte afgezonderde) ruimtes worden georganiseerd – van slachthuizen tot crematoria, van autoraces tot prostitutie, van carnaval tot videogames.[1] Een sociale overtreding die uiteindelijk de normaliteit overeind houdt en gevoelens van angst, schaamte en schuld kanaliseert.
[1] De sociale overtreding kan echter zodanig geneutraliseerd zijn dat het door het getemde karakter ervan altijd maar de vraag blijft of ze de intensiteit kan bieden die in de overtreding gezocht wordt.